Willemijn van Dijk

Blog

De laatste dagen van Pompeii, van uur tot uur

alberto-angela-pompeiiZeven. Dat is het schamele aantal mensen waarvan we zeker weten dat ze de verwoestende uitbarsting van de Vesuvius in het jaar 79, de grootste natuurramp van de klassieke oudheid en qua impact vergelijkbaar met Hiroshima en Nagasaki, hebben overleefd en waarvan we de identiteit kennen.

Natuurlijk hebben meer Pompeiianen, Herculanezen en andere omwonenden kunnen ontsnappen, maar het bijzondere aan De drie laatste dagen van Pompeii, Alberto Angela’s pas verschenen boek, is juist dat dit boek het bekende verhaal van de uitbarsting vertelt aan de hand van dat handjevol overlevenden dat met naam en toenaam bekend is.

In het boek beleef je, van uur tot uur, de laatste drie dagen van Pompeii, 23 tot en met 25 oktober, van het jaar 79 (waarom Angela ervoor kiest om de uitbarsting eind oktober te plaatsen in plaats van de meer traditionele benadering die van augustus uitgaat, lees je ook in het boek). Als eerste maken we kennis met Rectina, een dame van hoge komaf die vlak voor de uitbarsting in haar villa nabij de Vesuvius een overdadig banket organiseert voor een aantal luisterrijke gasten. Gasten die allemaal in meer of mindere mate getroffen zullen worden door een gigantische ramp die hen boven het hoofd hangt. Na dit banket ontvouwt zich via verschillende verhaallijnen het verdere verloop van de gebeurtenissen.

Hoe dicht Angela je bij de betrokken steden en mensen laat komen, komt mooi naar voren in het volgende (verkort weergegeven) fragment over Herculaneum:

Herculaneum, 25 oktober 79 n.Chr., middernacht
11 uur na de uitbarsting

‘We bevinden ons op zes kilometer van de vulkaan en boven op de paniek, veroorzaakt door zijn helse activiteit, komen nu ook nog angstaanjagende berichten van wanhopige mensen die naar de stad zijn gevlucht.

We zijn nu in de hoofdstraat van Herculaneum, de Decumanus maximus. Terwijl alle cardines, smalle en rechte straten, naar zee aflopen ligt deze straat evenwijdig aan de kust en is hij breed genoeg om er markt te houden. De gebruikelijke drukte van deze plek staat in schril contrast met de stilte en troosteloosheid van vandaag. Er staat maar één mand op straat. In de buurt zijn alle ramen dicht, net als in de winkels. (…)

Als we het strand naderen horen we verwarde stemmen, een geroezemoes dat aanzwelt naarmate we dichter bij de kust komen. We dalen de trappen af en lopen over het pleintje voor de ingang van de thermen, waar het grote ruiterstandbeeld van Marcus Nonius Balbus staat, de grote weldoener van de stad.

Een laatste trap naar beneden en dan…

Het strand staat vol mensen: dáár zijn alle Herculanezen dus heen gegaan! Naar de kust, de plaats die het verst bij de vulkaan vandaan ligt en waar hulp het dichtstbij is. (…)

We lopen over het zand. Vanwege de kou, de vochtigheid, de wind en de over het strand uitrollende golven schuilen de meeste hier aanwezige Herculanezen onder de bogen, de ‘garages’ waarin de vissers gewoonlijk hun boten ‘parkeren’. (…)

De Herculanezen hebben geprobeerd hun vlucht zorgvuldig te organiseren. Twaalf uur eerder, toen de uitbarsting begon, waren ze doodsbang. Ze hebben zeker geprobeerd te ontsnappen, maar, zoals het verzoek om hulp van Rectina ons duidelijk heeft gemaakt, de wegen naar Napels waren moeilijk begaanbaar (ze zaten verstopt, waren overdekt met puin, misschien waren enkele stukken verwoest door aardverschuivingen en de bruggen aan weerszijden van de stad waren vrijwel zeker ingestort). De andere belangrijke vluchtweg was de zee, maar daar deden zich twee problemen voor: er woedde een storm, en eenmaal op open water zou de wind de boten naar Pompeii, recht in de muil van het monster, drijven, een zekere dood tegemoet. Kortom, ze zitten in de val.

Herculaneum, 25 oktober 79 n.Chr., 1.00 uur
12 uur na de uitbarsting

De eruptiezuil heeft nu een hoogte van dertig kilometer bereikt en heeft gemiddeld elke seconde tweehonderdduizend ton gefragmenteerde magma uitgestoten. (…)

Vanaf dit moment zal de eruptiezuil urenlang tussen twee fasen schommelen: in de ene fase zal er veel lucht in zitten, en omdat hij dan niet er zwaar is zal hij in evenwicht kunnen blijven (…); in de andere fase zal hij niet voldoende lucht bevatten. Daardoor zal hij instorten en brandende lawines veroorzaken die tot duizenden doden zullen leiden. (…)

Vervolgens raast er een ‘killerlawine’ van de vulkaan af, door de vulkanologen Surge 1 genoemd. Hij stort zich op Herculaneum.

Zijn snelheid is ongeveer honderd kilometer per uur, bij een temperatuur van 500 tot 600 graden Celsius. Wat het meest opvalt, is dat hij zonder geluid naar beneden glijdt. Hij snelt zwijgend voort, als een engel des doods… (…)

En op het strand, wat speelt zich daar af? (…)

‘Ze zijn allemaal op vreselijke wijze omgekomen. Wie op het strand stond is leven verbrand. Wie zich in de bogen bevond is door gassen van zeer hoge temperatuur getroffen en onmiddellijk gestorven door een thermische shock. Binnen enkele seconden zijn de mensen in skeletten veranderd. In sommige gevallen gingen hun hersenen koken en zijn hun schedels gebroken omdat ze explodeerden. Het is ijzingwekkend je voor te stellen welke doffe geluiden daar te horen waren. Het feit dat de schedels zowel aan de binnen- als aan de buitenkant zwartgeblakerd zijn teruggevonden vormt een wetenschappelijk bewijs van het feit dat de hersenen ‘gekookt zijn’. (…)

Als we tegenwoordig naar die skeletten kijken, zien we moeders die het hoofd van een in elkaar gedoken kind tegen de borst gedrukt houden, jongeren die instinctief bescherming zoeken achter de rug van een ouder, staande mensen die voorovergebogen op hun knieën vallen (zo zullen ze worden gevonden), of anderen die letterlijk in elkaar zakken en hun mond opensperren.

Verder lezen?

alberto-angela-pompeiiDe drie laatste dagen van Pompeii
23-25 oktober 79, van uur tot uur
Alberto Angela
Vertaald door Hans van den Berg
ISBN 9789025301316
Athenaeum | € 24,99

Klik op deze link om De drie laatste dagen van Pompeii te bestellen bij Bol.com